Als kind bleef ik elke zomer lang op mijn honger. We trokken pas midden augustus op vakantie, waardoor het duurde en duurde vooraleer mijn vakantiegevoel opborrelde. Kamperen vormde een prima antidotum voor dat eindeloze wachten. Ik trok mijn tent op in de tuin, maar wel, zo redeneerde ik, buiten het ouderlijk gezag. Al had ik mijn piketten in de grond geramd in Yellowstone, ik had me geen greintje vrijer gevoeld dan in die tuin in Mol-Ginderbuiten.